Katten houden vooral van wat ze kennen.
Als ze alleen opgroeien kan je hen na een bepaalde leeftijd zo goed als nooit meer leren om met andere katten samen te leven.
Ze kunnen het gewoon niet, begrijpen elkaar niet. Dat is dan wel iets dat door de mens geinduceerd is, niet vanuit de kat zelf. Dat moet je goed beseffen.
Bij katten die wel met andere katten opgegroeid zijn, gaat dat meestal wel goed. Bij katers zo goed als altijd, poezen hebben in het algemeen meer de aanleg om op zichzelf te zijn of moeilijker in relaties met anderen. Ze zijn een stuk temperamentvoller.
Maar het is niet zo dat ze liever alleen zijn. Ze hebben ook graag gezelschap, en als ze niet de kans hebben gehad met met soortgenoten op te groeien, dan zoeken ze dat vaak in de mens, als ze daar wel goede ervaringen mee hebben gehad. Als ze echter ook de mens niet kennen of geschrokken of zelfs mishandeld zijn geweest, kunnen ze zich daar ook van afkeren en dan blijft er niet veel meer over van sociale kansen.
Katten leven van nature in losse groepen maar zijn wel in zekere mate sociaal en niet solitair. Het is wel karaktergebonden ook, uiteraard.
En vooral ook ervaringsgebonden. Negatieve ervaringen krijg je er bij katten heel erg moeilijk terug uit. Ze vergeten het nooit en vertrouwen herstellen is heel erg moeilijk. Dat is het verschil in aanleg bij honden. Honden hebben de natuurlijke aanleg op een leider te gaan vertrouwen. Dat heeft een kat helemaal niet. Zelfs katten in groep vertrouwen bijna alleen op zichzelf. Katten die hechten zijn kunnen elkaar wel beschermen maar ze vormen geen bende en opereren niet als groep tegen een gevaar zoals honden wel doen hé.
Katten herkennen ook geen leidersfiguur. Ze hebben wel rangorde, maar dat heeft te maken met privileges, wie ergens mag liggen of als eerste mag eten. Dat heeft niets met leiden en volgen te maken. Dus vandaar, meer op zichzelf, zelfstandiger, maar daarom niet alleen.