Toch wel leuk, die oude boekjes!
Nog meer quotes (niet de complete tekst) uit het oude boekje van Prof. A. Klarenbeek, geschreven in 1949 met als titel "Mijn hond moet gezond zijn":
"Het brandstoffenvraagstuk.
Geen kachel kan goed branden wanneer de brandstof niet aan de eisen voldoet. Zo gaat het ook met het dierlijke lichaam. Zonder behoorlijke voeding, genoegzaam in kwantiteit en in kwaliteit kan het zijn functie niet naar behoren vervullen en voor zover het een jong dier betreft, kunnen ontwikkelingsstoornissen het gevolg zijn. De eigenlijke voeding van de hond is kostbaar, want de hond is van orgine vleeseter en in ons land, waar veel minder vlees wordt gegeten dan in andere landen, is vlees duur. Op het Internationale kynologencongres in 1934 te Monte Carlo gehouden, maakte de voeding een der hoofdonderwerpen der bespreking uit. De subcommissie der voedingsproblemen nam de volgende besluiten:
1)Een hoeveelheid eiwitten van 3-4 gram per K (gradenteken) lichaamsgewicht waarvan tenminste 2/3 dierlijke eiwitten moeten zijn.
2)De helft van het voedselgewicht moet bestaan uit rauwe dierlijke substanties, d.w.z. spiervlees, vet, beenderen, vliezen, klieren, bloed.
Wanneer men deze gegevens (Note Lizzy: er staan er dus meer - deze vond ik opmerkelijk) nauwkeurig in zich opneemt, komt men tot de conclusie, dat de eisen, die aan de voeding worden gesteld, wel zeer hoog zijn, en dat het kwantum vlees aanzienlijk is.
Het heeft zin om zich af te vragen of het door de experts ingenomen standpunt in zijn algemeenheid op de duur geheel juist zal blijken of de hond met minder vlees of zelfs zonder vlees niet in staat is om prestaties te leveren, of wel op de duur ziek wordt, vermagert en tenslotte aan dit tekort sterft.
Een hond, waarvan men bijzondere prestaties verlangt, welke gedurende korte of lange tijd zware eisen stellen aan het lichaam, kan deze slechts zonder schade voor zijn gezondheid leveren, wanneer hij krachtig gevoed is en kennelijk in perfecte lichamelijke conditie verkeert. Zulke dieren dienen dus gezond te zijn, niet te vet, maar voorzien van krachtige, harde en door doelmatige beweging ook getrainde spierbundels. Om dit te bereiken is een behoorlijk kwantum aan dierlijk voedsel, dat assimileerbare stikstofverbindingen leveren kan, noodzakelijk. Geeft met dit niet, doch wel een behoorlijk kwantum ander voedsel zoals rijst, groenten, vet, aardappels, enz., dan zullen de goed gevoed uitziende dieren meestal slechts een beperkte arbeidsprestatie kunnen leveren. Hun spierbundels zijn niet hard; ze voelen weker aan, maar kunnen door de vetlaag in en onder de huid toch veel minder gemakkelijk worden beoordeeld".
Groetjes, Lizzy