- vr 21 apr 2006, 23:18
#534416
Verslag lezing Knikstaarten door mevr. Drs. J.H.C. Brooijmans- Schallenberg op zaterdag 28 januari 2006 op uitnodiging van de Amerikaanse Cocker Spanielclub Nederland (ACSN).
Behandeld onderwerp
Aangeboren skelet afwijkingen en afgeleiden daarvan en de eventuele gevolgen die de gezondheid bedreigen. De fokkers zijn verantwoordelijk voor hun gefokte honden en de keurmeesters hebben een belangrijke taak om daarop te letten bij de keuringen.
Voor het goede begrip gaan wij ons eerst verdiepen in de fase van de ontwikkeling van het Embryo waarin de afwijkingen ontstaan. Nadat de eicel bevrucht is door de zaadcel treden er celdelingen op en wordt de MORULA gevormd.
Deze groeit door vochtopname tot BLASTULA. Blastula heeft een ééncellige wand. Als gevolg van een instulping ontstaat een dubbele wand waarbinnen weer een holte met vocht en voedingsstoffen.
De buitenste wand noemen we het ECTODERM, deze zorgt voor de bescherming
De binnenste wand heet ENTODERM. Deze draagt zorg voor de opname van de voedingsstoffen uit de holte. Tussen het ectoderm en het entoderm ontwikkelt zich de derde kiemlaag het MESODERM, daar gaat het vandaag om. Het mesoderm zorgt voor de stevigheid van het Embryo en het doorgeven van de voedingsstoffen.
Het ectoderm draagt zorg voor neutrale lijst, hieruit ontstaan hersenen, ruggenmerg, kraakbeen van het schedeldak en pigmentcellen. Verder verantwoordelijk voor de ontwikkeling van o.a. de huid, beharing en zintuigen. Het entoderm draagt zorg voor ontwikkeling van maagdarmkanaal, de organen waaronder lever, longen en milt. Het mesoderm draagt zorg voor de ontwikkeling van het skelet, spierweefsel, hart en bloedvaten, uitscheidingsorganen en geslachtsorganen. Besturing van ontwikkeling tot ontwikkeling van bepaalde weefsels geschiedt mede door de erffactoren.
Voor het tot stand komen van wetmatigheid is homozygotie (fokzuiverheid) nodig.
Bijvoorbeeld wij hebben allemaal een lever en een hart en gaan er automatisch vanuit dat bij onze kinderen dit zich ook zo ontwikkeld. Dit geldt sterker voor een ras, als bv. twee Amerikaanse Cockers paren, verwachten we weer een Amerikaanse Cocker. Voor dit proces c.q. procedure van cel tot individu zijn er ± 80.000 erffactoren nodig waarvan per definitie een groot aantal homozygoot zijn. Bij onderzoek zijn de overervende gedragingen terug te vinden. Zoals dominantie, recessiviteit, of intermediaire vererving. Regelmatig treden er mutaties op. Hierdoor ontstaat er een verandering in het gen. Als het positief is, is het in de meeste gevallen niet erg. Maar in het geval dit negatief is, is er sprake van een defect. Er vallen dan bepaalde signaalfuncties uit. Mutaties treden regelmatig op en ook terugmutaties komen voor.
Een voorbeeld van mutaties in de natuur is de evolutie. Zo ontstaan soorten van dieren en planten die zich kunnen handhaven in bepaalde leefgebieden en landschappen. Treden er positieve mutaties op in de hondenfokkerij dan kunnen die door de fokkers worden vastgelegd en blijven van invloed.
Van invloed op het tot stand komen het Fenotype zijn:
a. Monogene vererving, bijvoorbeeld PRA
b. Polygene vererving, bijvoorbeeld wervelkolom en HD
Bovendien oefenen genen ook invloed op elkaar uit. Dan is er sprake van een interactiviteit der genen. Ook kan een gen invloed uitoefenen op genen die liggen op een ander chromosoom in dezelfde kiemlaag (nooit een andere kiemlaag).
Het begrip “Genetic background”, in het Nederlands genetische achtergrond. Hierin bevinden zich een variabel aantal genen genaamd de “modifiers”. Deze modifiers geven tegengas en zorgen ervoor dat er een normale ontwikkeling komt. Dit wordt overheersingskracht genoemd. De defecten in het gen zijn er wel doch krijgen geen kans zich volledig te uiten in het fenotype. Deze overheersingskracht is wisselend per individu en is afhankelijk van de genetische achtergrond van de ouders. Deze kracht vermindert bij voortschrijdende inteelt. Is de overheersingskracht gering dan krijgen de kwade genen de overhand en dan kan bijvoorbeeld een knikstaart ontstaan. Ofwel een te gering aantal modifiers om dit te voorkomen. Wanneer dit van twee kanten komt, dus van zowel vader als moeder, dan kan de overheersingskracht komen te vervallen en kan het individu niet levensvatbaar zijn. Hoe sterker wordt ingeteeld hoe geringer de overheersingskracht. Kwalijke eigenschappen zijn meest recessief. Op deze normaliserende genetische achtergrond kan men selecteren, dat doet de natuur zelf ook.
Conclusie;
Is er Fenotypisch een afwijking te constateren dan is er onvoldoende werking van normaliserende genen.
Skeletafwijkingen
Mesoderm, (middelste kiemblad)
Deze draagt zorg voor de ontwikkeling van schedel, wervelkolom, ribben en ledematen ofwel het skelet. Het skelet ontstaat als een bindweefselskelet, gaat over in een kraakbeen-skelet, en waarnodig verbening van het kraakbeen.
Wij dragen allen een bepaald aantal gen-defecten met ons mee. Deze komen echter niet of in geringe mate tot uiting in het Fenotype.
Fokker en keurmeesters zijn meestal geen dierenartsen. Daarom alleen afwijkingen welke (niet) met het blote oog te zien zijn of met de vingers te voelen.
Als basis voor deze kennis is uitgebreid wetenschappelijk onderzoek verricht bij muizen, maar muizen zijn uiteraard geen honden. Echter de resultaten van dit onderzoek zien we o.a. ook bij mensen, varkens, rashonden, knaagdieren en katten.
Fokkers en keurmeesters moeten goede waarnemers zijn zij kunnen zien en voelen en zij moeten goed weten wat functioneel als normaal beschouwd moet worden. De verantwoordelijkheid ligt dus zowel bij Fokker als Keurmeester .
Een aantal waarneembare afwijkingen van het normaal beeld met eventueel consequenties voor de fokkerij.
De Staart
Een normale staart heeft lange smalle wervels met steeds kleiner wordende botjes. Bij een knikstaart daarentegen zijn de wervels korter, liggen niet recht en zijn vergroeid.
Verschillende vormen van staarten
a. Verkort tot afwezig bij de geboorte
b. Knikstaart, verschillende vormen reeds aanwezig bij de geboorte kan zich ook later manifesteren tot ca. 8 weken na de geboorte
c. Krullen of golven
Abnormaal is het niet verstrijkbare, krullen of golven in staarten kunnen soms niet “verstrijkbaar”zijn. Zo zijn er verschillende vormen van mismakingen en soms heel ernstig mismaakt. Op grond van de interactie tussen genen strekt de invloed zich verder uit.
Commentaar bij presentatie van de sheets:
Zelfs het kleinste knikje kan ernstige gevolgen hebben. Afwijkingen aan de pijpbeenderen, zo zijn er rassen die te kort op hun benen staan, voorbeeld van een schapendoes als een “divan”. Afwijkingen aan de tenen. Afwijkende wervelvorming in rest wervelkolom. Wees attent als je fokt en/of keurt. We moeten goed bedenken dat alle nevenafwijkingen die kunnen optreden als men fokt met knikstaart- of teenafwijkingen, dan moet je bedenken dat er weer nevenafwijkingen uit kunnen voortkomen, zelfs in andere orgaansystemen. Deze invloeden zijn altijd MESODERMAAL. Nevenafwijkingen beperken zich tot het mesodermale ontwikkelingsgebied, dit kan dus niet overspringen.
Afwijkingen
Microphthalmie, een afwijking waarbij de oogbol te klein is. Het oog, een zintuig, wordt in het ectoderm ontwikkeld. De onvoldoende ontwikkeling zal het gevolg zijn van onvoldoende bloedvoorziening. Dit laatste is weer een taak van het mesoderm.
Kyfose / Scoliose, krommingen in de wervelkolom (bulten) zijn eigenlijk misvormingen .
Als voorbeeld wordt genoemd een nest waarbij moeder met knikstaart, niet één pup met dat probleem. Later bleek dat enkele nakomelingen een knik in de lendenwervels hadden. Zo zie je hoe gevaarlijk het is als je met een knikstaart fokt.
Bij bepaalde rassen komen heel veel skeletafwijkingen voor. Vaak hebben deze rassen een heel hoge pijngrens zodat de natuur het beest beschermt.
Aan de schedel: een te kort kaakbeen, overdreven overbite, scheve kaak, kruisgebit, niet ontwikkelde molaren. Ooit een discussiepunt punt tussen de Drentse Patrijsver. en Mw. Brooijmans. Alleen afwezigheid van de derde molaar in de onderkaak is een afwijking in dit kader. Dit gaat vaak samen met het kleiner worden van de gebitselementen.
Ook een afwijking in dit verband is een gespleten gehemelte. Dit is echter een afwijking met drempelwaarde en manifesteert zich alleen als er tijdens de dracht onvoldoende Vit. B wordt opgenomen door de teef. Dit kan ontstaan als moeder b.v. tijdens de dracht antibiotica krijgt toegediend zonder aanvulling van vitamine B. Dan kan het gebeuren dat pups met een gespleten gehemelte worden geboren. Meestal zijn dan alle of bijna alle pups aangetast. Daarnaast komt het ook voor dat er slechts een enkele pup een gespleten gehemelte heeft.
Hoe dan ook, het is altijd een teken dat er defecte genen in de ouderdieren aanwezig zijn.
Voorts komen voor:
- Waterhoofden, buiten het skelet, vorming van bloedvaten, hartafwijkingen.
- Ribben, samensmelting, aantal vermeerdering, vervorming
- Pijpbeenderen, verkorting, verkromming
- Middenvoetbeentjes en tenen, teveel of te weinig
Dit kan allemaal het gevolg zijn van fokken met knikstaarten.
Invloeden buiten het skelet:
A - aanleg van hart en bloedvatenstelsel
- persisterende embryonale vaten (bv. Ductus Botalli)
- septum defect
B. - Urogenitaal stelsel,
- nieren en blaasuitgangen, Ectopisch ureteren
- Cloaca vorming
- een niet aangelegde anus
C. - Geslachtsorganen
Wanneer wij een afwijking constateren is de normaliserende kracht van de genetische achtergrond op dat punt onderbroken.
Een hond met een knikstaart kan een heerlijk gezond en fijn leven hebben. Kan zelfs nakomelingen geven zonder knikstaart. Echter onder deze nakomelingen of nakomelingen van familieleden kunnen afwijkingen als bovengenoemd optreden. Hiermee fokken moet niet gebeuren. De mate van inteelt dwingt ook nadere bezinning af. Kijk naar Turkse en Marokkaanse familie huwelijken met meer baby’s met handicap en doodgeborenen. Ook kruisingen met vader nicht (inteelt) zou niet moeten gebeuren. De laatste vier generaties zouden niet dezelfde naam mogen hebben. Maar helaas gaat dat niet bij een aantal rassen.