Hier kun je artikelen/informatie over medische zaken posten en vinden, dat als naslagwerk kan dienen voor de forumleden. Dit is GEEN vragen of discussie-categorie.

Moderator: Charlie Angel

Door Lizzy
#107557
Ik ben heel blij jullie te mogen presenteren: de scriptie van: Linda Jansma, dierenarts in opleiding.

Linda, dank je wel dat ik dit op Barfplaats mocht plaatsen!

Deel 1:

Aspecten van vaccinatie als oorzaak voor aanvallen bij epilepsie in honden

Met extra aandacht voor het distemper vaccin.

door

Linda Jansma

Almere, 1999

Begrip epilepsie
Ter verduidelijking van het begrip epilepsie volgt eerst een aantal verklaringen met betrekking tot uitdrukkingen die gebruikt worden bij het beschrijven van het onderzoek.

Er bestaan twee soorten epilepsie:

Primaire epilepsie: ook wel idiopatische, genetische of ‘echte’ epi­lepsie genoemd. Voor dit soort epilepsie is meestal geen oorzaak te vinden. De diagnose wordt gesteld door alle andere oorzaken uit te sluiten. Primaire epilepsie ontstaat meestal als de hond een leeftijd heeft tussen 6 maanden en 5 jaar.

Secundaire epilepsie, waarbij een aanwijsbare oorzaak te vinden is. Er zijn tal van oorzaken voor secundaire epilepsie, waarbij het doel van de behandeling is, de oorzaak weg te nemen, wat echter meestal moeilijk is, omdat de oorzaak vaak niet duidelijk is vast te stel­len.

Epilepsie bestaat uit het herhaaldelijk optreden van aanvallen. Bij honden zijn er drie soorten aanvallen te onderscheiden.
PartiÎle aanvallen, waarbij bepaalde delen van het lichaam be­trokken zijn, zoals bijvoorbeeld stuiptrekken, vlieghappen, zenuw­trekjes in het gezicht of het trekken met een oor.
Gegeneraliseerde aanvallen, ook wel grand mal genoemd. Deze aanvallen bestaan uit twee fasen: de tonic en de clonic fase. De tonic fase is herkenbaar aan het omvallen van het dier, verlies van be­wustzijn, het verstijven van de poten en krampen van het hele li­chaam. Soms stopt ook de ademhaling. Deze fase duurt ge­woonlijk ongeveer 10-30 seconden. De clonic fase bestaat uit het bewegen van het hele lichaam, waaronder het heftig bewegen van de poten (het zogenaamde ‘lopen’). Bij beide fasen kan ook de con­trole over blaas of darmen wegvallen en kan er salivatio optreden. In som­mige gevallen verschijnt er schuim om de mond.
Atypische aanvallen, welke niet in te delen vallen bij de vorige twee soorten.

De meeste aanvallen zijn in drie fasen in te delen.
De aura is de beginfase voor de werkelijke aanval. De hond is on­rustig en vertoont soms afwijkend gedrag. Het dier kan aanhan­kelijker worden, of zich juist terugtrekken. Soms is er een vreemde blik in de ogen te zien. De aura kan enkele minuten tot enkele dagen aanhouden.
De ictus is de werkelijke aanval. De hond valt om, verstijfd gedu­rende een korte periode (± 30 seconden), gevolgd door ontspanning, waarbij krampen en heftige beweging met de poten optreed. De ic­tus duurt ongeveer 1-3 minuten.
De post-ictale fase is de periode na de aanval. De hond komt bij be­wustzijn, krabbelt overeind en is meestal een poosje de kluts kwijt. Sommige honden hebben extreme honger of dorst. Vaak zien ze slecht en hebben moeite met bewegen. Enkele honden zijn vlak na de aanval overactief en anderen zijn juist geheel uitge­teld. De post-ictale fase kan enkele minuten tot enkele dagen du­ren.

Buiten de genoemde soorten aanvallen, zijn er een tweetal bijzon­dere vormen van een aanval, waar extra aandacht aan besteed moet worden:

*Clustering
Dit is wanneer een hond meerdere aanvallen op een dag heeft, waarvan hij tussentijds niet voldoende hersteld, dus waarbij geen herkenbare post-ictale fase optreedt.

*Status epilepticus
Hierbij is sprake van een aanval, die langer dan enkele minuten duurt, waarbij de hond niet of nauwelijks bij bewustzijn komt. Elke aanval wordt gevolgd door een nieuwe, waardoor de aanvallen einde­loos door kunnen gaan.


Algemene inleiding
De oorzaken voor het ontstaan van epileptische aanvallen bij hon-den lopen sterk uiteen. Het feit dat alle honden verschillend reage­ren op medicaties, voedsel, en indrukken van buitenaf, kan toege­wezen worden aan de verschillen in algehele geaardheid, zowel fy­siek als mentaal. Hierdoor is moeilijk vast te stellen waardoor de eerste epileptische aanvallen zich openbaren.
Epilepsie is een aandoening die kan voorkomen in honden van alle rassen. Bepaalde rassen zijn gevoeliger dan andere, waaronder de Belgische Tervueren, Duitse Herder, Border Collie, Golden- en La­brador Retriever, DalmatiÎr en Poedel de hoofdgroep vormen (Oliver, Handbook of Veterinary Neurology, 1997).
Voor genoemde hoofdgroep geldt, dat er meestal geen aanwijsbare oorzaak voor de aandoening te vinden is (primaire epilepsie), maar vaak echter zijn er medische oorzaken waarbij epilepsie tot het ziektebeeld behoort. De belangrijkste oorzaken zijn hersentumoren, infecties, toxica, stofwisselingsziekten, trauma’s en voeding. De meeste oorzaken voor epilepsie zijn in te delen naar leeftijd (tabel 1). Tussen de beginleeftijd van primaire (‘echte’, generieke, of idiopa­tische) en secundaire epilepsie (met aanwijsbare oorzaak) bestaat een duidelijk verschil, waardoor niet met zekerheid gezegd kan wor­-

Tabel 1. Oorzaken voor epilepsie ingedeeld naar leeftijdsgroep

Leeftijd/classificatie en Oorzaak
<1 jaar
Toxisch: zware metalen (lood), strychnine, tetanus
Infectieus: distemper, encephalitis, diverse infectieziekten
Metabolisch: hypoglycemie - kortdurend, enzymdeficientie, hepatische encefalopathie
Voeding: Thiamine, parasieten
Traumatisch: acute verwonding aan het hoofd

1-3 jaar
Genetisch: primaire, idiopatische epilepsie (kan eventueel al ontstaan op de leeftijd van ± 6 maanden. Enkele keer ook als boven.

>4 jaar
Metabolisch: hypoglycemie, cardiovasculair, hypocalciemie, hepatische encefalopathie
Neoplastisch: primaire of metastatische hersentumor
Laatst gewijzigd door Lizzy op di 22 jun 2004, 10:32, 1 keer totaal gewijzigd.
Door Lizzy
#107560
Deel 2:

Tussen de beginleeftijd van primaire (‘echte’, generieke, of idiopa­tische) en secundaire epilepsie (met aanwijsbare oorzaak) bestaat een duidelijk verschil, waardoor niet met zekerheid gezegd kan wor­den of invloeden van niet-neurologische aard een oorzaak zijn voor het tot uiting komen van epileptische aanvallen. Omdat se­cundaire epilepsie in de meeste gevallen begint in de nog jonge pup, kan ver­ondersteld worden dat de eerste volledige vaccinatie (op de leeftijd van ongeveer 12-14 weken) een veroorzaker is van het tot uiting ko­men van de aanvallen, terwijl bij primaire epilep­sie, waarvan een duidelijke oorzaak onbekend is, en die meestal tot uiting komt als de hond een leeftijd heeft tussen de zes maanden en vijf jaar (Oliver, Handbook of Veterinary Neurology, 1997), de vacci­natie als grens­verlagend zou kunnen worden beschouwd (waarbij met ‘grens’ wordt bedoeld het punt waarop een aanval tot uiting komt).
Volgens Dr. A. DeLahunta van de Cornell University, USA, erft elke hond een mogelijke, genetisch vastgestelde aanleg voor epileptische aanvallen, maar omdat elke hond een verschillend grensmaximum bezit, komen deze aanvallen alleen tot uiting bij honden met een lage grens, en over het algemeen niet bij de “normale” hond (Cunningham, Inheritance and Idiopathic Canine Epilepsy, 1987).
Een erg laag grensmaximum zien we voornamelijk bij honden met idiopatische (primaire) epilepsie (DeLahunta), waardoor deze groep dieren uitzonderlijk gevoelig is voor invloeden welke aanvallen ver­oorzaken, zoals bijvoorbeeld vaccinatie of hypothyroidisme (niet-neu­rologische invloeden). Omdat de hoogte van een grensmaximum bij elke individuele hond verschillend is, is het duidelijk dat niet alleen vac­cinatie en hypothyroidisme deze grens in zekere zin beÔnvloeden (d.i. verlagen) maar dat ook andere omstandigheden, waarbij elke hond verschillend reageert, een rol kunnen spelen, zoals bij-voorbeeld het gebruik van fenothiazine tranquillizers (bv. acepro-mazine, chloorpromazine, levomepromazine) of conserveringsmid-delen in voeding. Ook een zekere medische conditie, zoals alkalose, kan het grensmaxi­mum verlagen (Shell, The Differential Diagnosis of Seizures, 1993).
Onderzoek toont aan dat herhaaldelijke aanvallen een permanente verlaging van de maximumgrens kunnen veroorzaken, waardoor de severiteit van de aanvallen toeneemt (K.R. Dyer en L.G. Shell, Anti-convulsant Therapy: A practical guide to medical management of epilepsy in pets, 1993). Tijdens dit proces (kindling), nemen de prikkelingen toe van de epileptische neurons in de hersenen, waardoor de niet-epileptische neurons gestimuleerd worden tot het tot stand brengen van een aanval. Hierdoor worden steeds meer neurons in het epileptisch proces betrokken, waardoor de maximumgrens on-omkeerbaar wordt verlaagd en het aantal aanvallen toeneemt.
Een ander verschijnsel in de hersenen, het zogenaamde “mirror focus phenomenon”, kan eveneens een oorzaak zijn voor het verla-gen van de maximumgrens. Bij genoemd verschijnsel treedt een du-
plicatie op van de epileptische ‘afwijking’ in de hersenen, wat wil zeggen dat de kant van de hersenen, waar zich in principe geen epileptische neurons bevinden, na enige tijd eveneens in staat is zelfstandig aanvallen tot stand te brengen.
Gezien het feit dat er diverse oorzaken voor het verlagen van de maximum grens bestaan en dat vaccinatie, voornamelijk met het distemper vaccin, een belangrijk onderdeel van die oorzaken kan zijn, is er in dit kleine onderzoek extra aandacht besteed aan ge­noemde distemper vaccinatie.

Distemper vaccinatie als factor voor de verlaging van het grensmaximum
In Nederland worden jaarlijks ongeveer 1,2 miljoen adulte honden en juveniele honden (inclusief pups) gevaccineerd met zowel dode als verzwakte ziektekiemen. In het verleden werd dit jaarlijks vaccineren als vanzelfsprekend beschouwd, echter sinds kort wordt er van diverse kanten kritiek geuit op het frequent inenten van huisdie­ren, doordat ongunstige bijwerkingen en plotseling optreden-de ziek­ten in verband worden gebracht met het vaccineringsproces. Een groot aantal immunologen zijn echter van mening dat het risico op een infectie van meer belang is dan het risico wat vaccinering met zich mee kan brengen. Voor honden die tot de groep behoren welke op een bepaalde manier op vaccinatie reageert, worden de voordelen die door deze mening over vaccinatie worden geschetst, teniet gedaan door de kans op ziekmakende of soms zelfs fatale re-ac­ties.
De theorie achter vaccineren is het voorkomen van infectieziek-ten die veroorzaakt worden door organismen die het lichaam bin­nendringen, zich vermenigvuldigen, en tijdens hun levenscyclus ernstige en in sommige gevallen onherstelbare schade aanrichten aan organen en weefsels. Zelfs bij dieren met een sterk immuun-systeem kunnen infectie en beschadiging zo snel optreden, dat hun lichaam niet in staat is de binnengedrongen organismen te vernie-tigen. In gevallen waar de hond in zekere mate verzwakt is, zal het immuunsysteem de infectie niet kunnen bestrijden, waardoor de hond sterft, of als de infectie toch geÎlimineerd wordt, verzwakken of sterven aan de gevolgen van onherstelbaar beschadigd cellulair weefsel.
Omdat het immuunsysteem sneller reageert op binnengedrongen organismen als het deze al eerder geÎlimineerd heeft, wordt de the­orie toegepast van het toedienen van een minimale hoeveelheid dode bacteriÎn of een verzwakt virus aan het lichaam, om zodoende een afweerreactie op te wek­ken, zonder de ziekte te veroorzaken. De toegediende antigenen binden zich aan proteÔnen op het oppervlak van B-lymfocyten, cellen afkomstig uit het beenmerg. De B-lymfocyten worden hierdoor geactiveerd zich tot een plasmacel te ontwikkelen, welke zich vermenigvuldigd en opgenomen wordt in de bloedcirculatie. Op dat moment scheiden de plasmacellen specifie-ke antigenen af, die alle binnengedrongen organismen met dezelfde antigenen opsporen en vernietigen. Zodra elk infectieus orga­nisme is vernietigd zal de plasmacel, ofwel de ontwikkelde B-lymfocyt, in de bloedcirculatie blijven als “memory cell”. Zodra een orga­nisme met dezelfde antigenen opnieuw het lichaam binnendringt, zal de “memory cell” zo snel antilichamen produceren, dat het anti­gen zich niet kan vermenigvuldigen en zodoende de infectie niet tot stand kan komen. Vaccinatie, of ook wel ‘actieve immunisatie’ ge­noemd, is gebaseerd op de voorgaande theorie, waarbij toediening van anti­genen resulteert in een beschermende immuniteit voor de betref­fende infectie, welke dezelfde identificatiekenmerken heeft als dat-zelfde antigen.

Soorten vaccins

Dode vaccins
Dode vaccins worden vervaardigd uit inactieve micro-organismen, welke normaal gesproken een infectie veroorzaken. Omdat deze mi­cro-organismen dood zijn, zijn zij niet in staat zich te vermenigvul­digen en de infectie te veroorzaken. Hun aanwezigheid in het li­chaam zorgt er echter voor dat het immuunsysteem de specifieke antigenen aanmaakt die het lichaam beschermen. Dode vaccins ge­ven echter een korte en zwakke bescherming tegen infecties, waar­door zij vaak in grote of frequente doses toegediend moeten worden om voldoende immuniteit te bewerkstelligen.


Gemodificeerde levende vaccins (GLV)
Gemodificeerde levende vaccins bestaan uit verzwakte micro-orga­nismen van een bepaalde infectie. Deze micro-organismen zijn ver­anderd, zodat zij bij de meeste honden geen infectie veroorzaken, maar wel in staat zijn om zich te vermenigvuldigen en zodoende een beschermende afweerreactie te doen ontstaan. Omdat deze orga­nismen zich kunnen vermenigvuldigen en zich kunnen verspreiden door het lichaam als een ‘levend’ organisme, is de immuniteit die zij veroorzaken groot en langdurig.


Subunit vaccins
Subunit vaccins bestaan niet uit een geheel micro-organisme, maar alleen uit een component daarvan, welke een beschermende im­muniteit veroorzaken. Subunit vaccins zijn ongeveer gelijk aan dode vaccins, daar zij ook niet infectieus zijn en geen langdurige, zwakke bescherming bieden. Vanwege voorgaande en de hoge pro­ductie kosten, wordt meestal gebruik gemaakt van dode en gemodi­ficeerde levende vaccins.
Door Lizzy
#107561
Deel 3:

Risico’s van GLV’s

Recente onderzoeken betreffende de risico’s die verbonden zijn aan GLV’s tonen aan dat zij inherent meer gevaar opleveren dan dode (geinactiveerde) vaccins (P.A. Davol, Vaccines, Infectious Diseases and the Canine Immune System, 1998). De beschikbare polyvalente en monova­lente vaccins blijven echter aanvankelijk GLV’s, ondanks bewijzen dat dode vaccins, die minder probaat werkzaam zijn van­wege het produceren van lagere spiegels of korter durende immuni­teit, veili­ger zijn.
Vaccinaties kunnen echter problemen opleveren bij een bepaalde medische conditie, zoals bij tumoren. De aanwezigheid van actief groeiende tumorcellen, veroorzaakt een sterke afname van proteÔne in het lichaam, waardoor het immuniteitsrespons op de antigenen verzwakt.
Niet alleen kunnen vaccinaties problemen opleveren bij al be­staande aandoeningen, ook kunnen zij bepaalde condities veroorza­ken, zoals immunosuppressie (het verminderd functioneren van het immuunsysteem door middel van polyvalent vaccineren), auto-im­munopathie en enkele andere complexe ziekten met betrekking tot het immuun systeem.
GLV’s, hoewel noodzakelijk en over het algemeen veilig en probaat werkzaam, kunnen echter gevaren opleveren bij honden met epilep­sie. Sommige vormen van epileptische aanvallen kunnen een direct gevolg zijn van de reactie van het immunologisch mecha­nisme. Vaccinatie kan hiervoor de oorzaak zijn, omdat de introduc­tie van een antigen in het lichaam een aanval op het zenuwstelsel acti­veert. De oorzaak van neurologische reacties op vaccinaties wordt meestal toegewezen aan het GLV voor het Canine distemper virus (ziekte van CarrÈ of Hondeziekte).
Immunnosuppressie speelt echter ook een rol bij neurologische reacties. Gelijk het verloop van het pathogeen distemper virus, kan het immuunsysteem, als er een distemper GLV in het lichaam van de hond wordt geÔntroduceerd, soms niet snel genoeg reageren op de binnengedrongen antigenen, waardoor het (verzwakte) virus vanuit de bloedbaan de hersenen kan bereiken, of via het cere­brospi­nale stelsel toegang verwerven tot het cen­trale zenuwstelsel. Het ver-zwakte virus, dat echter niet pathogeen is, wordt in het hersen­weef­sel gedupliceerd en veroorzaakt daar een respons van het immuun­systeem in de vorm van een ontsteking van het hersen­weefsel, wat kan resulteren in beschadiging aldaar, waardoor neurolo­gische symp­tomen optreden. Deze symptomen, gelijk aan die van het patho­gene virus, kunnen tot uiting komen kort na de vaccinatie, of bin­nen enkele weken daarna en omvatten o.a. een ver­zwakte moto­riek, in­coˆrdinatie, ademhalingsmoeilijkheden (zelden apnoe) en aanvallen, en kunnen worden voorafgegaan door depressie, koorts, braken en nausea.
Hoewel dit verschijnsel over het algemeen niet onderkend wordt, is na onderzoek onder zestig honden met epilepsie gebleken, dat 1 op de 3 honden epileptische aanvallen krijgt na het vaccineren, waar-van 82,6% binnen 1 tot 7 dagen. Veertien van de drieÎntwintig hon­den met een reactie op vaccinatie hadden nog nooit eerder epilepti­sche aanvallen gehad (tabel 2). EÈn van hen kreeg de eerste epilep­tische aanval op de leeftijd van 13 weken. In 87% van de gevallen maakte het GLV voor distemper deel uit van de polyvalente vaccina­tie, en bij 13% van de honden betrof het een parvoviro-sis/leptospirosis-vaccinatie.

Tijdsduur na vaccinatie

1-7 dagen 7-14 dagen >14 dagen

Nooit eerder
gehad: 10 1 3

Aanvallen voor
vaccinatie goed
onder controle
< 1 x per maand: 1 0 0

Regelmatig
aanvallen
> 1 x per maand: 8 0 0
Door Lizzy
#107566
Deel 4:

De leeftijd van de honden varieerde tussen de 13 weken en 14 jaar. Van de 23 honden reageerde 60,9% elk jaar opnieuw op de vac-cinatie en bij 39,1% betrof het de eerste volledige enting, waar­van nog niet bekend is of de volgende vaccinatie wederom aanvallen zal veroorzaken c.q. de frequentie en severiteit van de aanvallen zal doen toenemen. Er werden geen significante veranderingen in het dagelijks patroon of medische conditie geconstateerd (zoals verande­ring van voedsel, ziekte of enigerlei andere reden) waardoor de aan­vals-aktiviteit zou kunnen wijzigen.
De toename van aanvallen in aantal en severiteit na vaccinatie was bij 43,5% van de honden slechts tijdelijk. Na een periode van 1 tot 4 weken hadden de dieren zich volledig hersteld en vielen terug in hun oude patroon. Bij 56,5% was de toename permanent en was hoofdzakelijk het geval bij die honden die nooit eerder aanvallen hadden gehad (tabel 3).


Aantal dagen na vaccinatie
1-14 dgn 14-28 dgn >28 dgn geen herstel

Puppy vacc
12 wkn: 0 0 0 1

Distemper
vacc: 7 2 0 10

Parvo/Lepto
vacc: 1 0 0 2


De verschijnselen die de honden met een reactie op vaccinatie vertoonden, varieerden per hond van ÈÈn of meerdere grand mals tot status epilepticus. Enkele van hen moesten voor extra zorg een be­paalde periode ter observatie bij een dierenarts verblijven, maar herstelden zich in een vrij korte periode.


Besluit
Uit voorgaande valt, statistisch gezien, te constateren, dat vaccina­tie, met in het bijzonder de toe­diening van het GLV distemper, de maximum grens bij epileptische aanvallen kan verlagen. Uit het feit dat 43,5% van de 23 honden zich binnen vier weken na vaccinatie volledig herstelden en terugvielen in hun oude patroon, kan opge­maakt worden dat de grensverlaging bij honden die al eerder aan­vallen hadden, slechts van tijdelijke aard is, en dat de toediening van het GLV distemper enkel een veroorza­ker genoemd kan worden voor het tijdelijk verstoren van het aanvalspatroon, ofwel een neu­rologische prikkel veroorzaakt, die het ont­staan van aanvallen be­werkstelligd.
Bij de groep honden (56,5%) die nog nooit eerder aanvallen heeft ge-had, is het vrij goed mogelijk dat de distemper vaccinatie de maxi-mum grens onomkeerbaar verlaagd, ofwel de ‘trigger’ vormt voor de eerste uiting van epileptische aanvallen.
Om tot een nog betrouwbaarder resultaat te komen, zou er gewerkt moeten worden met een onderzoek onder een bepaald aantal honden met reacties op vaccinatie, waarbij 50% van de honden gevaccineerd zouden worden met een polyvalente vaccinatie zonder distemper en 50% met een vaccinatie inclusief distemper (een zogenaamd dub­belblind onderzoek, waarbij zowel dierenarts als eigenaar niet weet welk vaccin gegeven wordt). Het jaar daarop zou de vaccinatie ver­wisseld moeten worden en zou bekeken kunnen worden hoe de di­verse reacties zich ontwikkelen.
Volgens het Colorado State University’s Veterinary School Vaccine Protocol biedt actieve immunisatie tegen virale antigenen een be­scherming voor meerdere jaren, soms zelfs gedurende het hele le­ven, waardoor jaarlijkse hervaccinatie niet nodig zou zijn (P.A. Da­vol, Vaccines, Infectious Diseases and the Canine Immune System, 1998). Echter moet rekening gehouden worden met verschillende factoren en omstandigheden, waaronder het gebruik van dode of ge-modificeerde levende vaccins, het gebruik van polyvalente ver­sus monovalente vaccins, en de reactie op vaccina­tie van elke individuele hond.
Daar het aantal aanvallen door middel van het kindling effect ne-gatief beÔnvloed kan worden, is het zinnig na te gaan of jaar­lijkse in-enting van honden met epilepsie zinvol en verantwoord is, en of een alternatief, zoals een driejaarlijkse vaccinatie, of eventueel stoppen met vaccineren, na de eer­ste volledige inenting, bij deze groep dieren mogelijk is.


Noot van de auteur
Bij het verzamelen van gegevens voor het schrijven van deze scriptie, heb ik eveneens artikelen gelezen, waarin gedebatteerd werd over het feit of vaccinatie al dan niet schadelijk zou zijn, en waarin een vergelijking werd gemaakt tussen vaccineren als preventief middel en de ziekten die kunnen optreden bij niet vaccineren, allen gebaseerd op verslagen over ongun­stige reacties en ziekten welke veroorzaakt zouden zijn door het toedienen van een vaccin. Er bestaat zelfs een boek en een videotape, waarin sta­tistisch bewezen zou worden dat vaccinatie schadelijk en zelfs gevaarlijk zou zijn (What vets don’t tell you about vaccines, C. O’Driscoll). Ik wil echter met nadruk vermelden dat het statistisch onder­zoek waarop het boek gebaseerd is, naar mijn mening niet voldoende kan zijn om tot een dergelijke conclusie te komen. Daarvoor is meer medisch on­derzoek nodig, welke niet verricht is voor het schrijven van ge­noemd boek.
Ik geloof echter dat dergelijke argumenten van twee kanten beke­ken dienen te worden voordat men tot een verantwoorde beslissing kan komen, en met betrekking tot voorgaande zou deze beslissing naar ratio ge­nomen moeten worden. Net als de meeste andere medicaties en behandelingen hebben vac­cinaties hun grenzen in zowel doeltreffendheid als veiligheid en deze grenzen zijn uiteindelijk mede afhankelijk van diverse factoren.
Ik heb deze scriptie uitsluitend geschreven met de nadruk op de con­nectie tussen vaccineren en epileptische aanvallen en wil hiermee geenszins twijfel opwekken over het al dan niet schadelijk zijn van vaccinaties. Ik wil hiermee alleen wijzen op de diverse factoren die een limiet kunnen stellen aan veilig en probaat immuniseren van honden met epilepsie.
Door Lizzy
#107568
Deel 5:

Dankwoord
Mijn dank gaat uit naar de eigenaren en hun hond, die mij gedu­rende enkele maanden al hun waarnemingen nauwgezet hebben doorgegeven en mij voorzien hebben van waardevolle informatie uit het verleden van hun honden. Niets vraagt zoveel geduld als het tel­kens opnieuw beantwoorden van vragen over de verschrikkelijke ziekte die elk van deze honden teistert en waarover soms liever niet gesproken wordt, uit angst het lot te tarten, en ondanks de soms emo­tionele momenten, wanneer een van “onze” honden opnieuw aanvallen kreeg na een lange periode van rust, of wanneer een van “onze” honden de strijd opgaf, hebben we ook mooie momenten ge­had. Aan al die momenten zal ik met gevoelens van verdriet en vreugde terug denken. Niets is erger dan de ellende van een ziekte waarvan de oorzaak onbekend is.
Marion & Emma, Laura & Jealousy, Vaugh & Mojave, Judi & Keno(†), Sherry & Kara, Susan & Pugsley, Michelle & Regal, Bonnie & Sam, Trish & Little Guy, Kimberley & Riley, Pat & Dixie, Barbara & Irie, Erin & Toto, Joanne & Pooh Bear(†), Beth & Scout, Paula & Lucas, Max & Beasley, Stephanie & Toby, Amy & Cal, Sharon & Rogi, LA & Harley, Debbie & Sheena(†), Christine & Trixie, Debbie & Brandy, Gail & Toby, Tibbie & Reno, Sally & Solo, Kathi & Kori, Patti & McLucky, Pam & Brig, Tookie, Sweetie, Warrior en Porky, Christine & Kizzy, Susan & Phoenix, Anne & Skye, Debbie & Noah, Veronica & Celtic, Liz & Birdie, Pamela & Sydney, Renee & Snowball, Yvonne & George, Brian & Jimmy, Sue & Bang, Susie & Brodie, Daryl & Tia, Lorraine & Tartan, Gloria & Gunner, Beth & Faith, Betsy & Sydney, Bev & Grasshopper, Nancy & Sheba, Valerie & Cody, Teresa & Boone. Maar bovenal mijn dank voor Dory van Weerdenburg & Boef (juni 1986-januari 1999), Cindy & Schwannoma (oktober 1997-januari 1999) en Lynne & Sparky. Zonder jullie zou dit niet tot stand zijn ge­komen.
Elke hond heeft zijn eigen verhaal, de meeste zijn vol ellende. Ik bewonder de inzet waarmee al deze eigenaren en hun honden blij­ven vechten, ondanks de veelvuldig geuite raad om te euthanase­ren. Cindy, je had gelijk:

‘We are special people.... we are given special dogs.... we have a pur­pose to fullfill’.

Joanne, jij hebt geen epileptische hond, maar zonder onze gesprekken, jouw maandelijkse enveloppen met alle Amerikaanse veterinaire tijdschriften die er maar bestaan, jouw tomeloze inzet om een vete­rinair boekwerk te lokaliseren en het mij toe te sturen, jouw hulp vanuit jullie Emergency Clinic, jouw grenzeloze optimisme, hebben mij ontelbare keren geholpen door te gaan. Ik kon je midden in de nacht om raad vragen. Al die hulp is onbetaalbaar. Ik weet dat jouw grootste beloning onze ontmoeting is en ik weet zeker dat er een dag zal komen waarop wij elkaar persoonlijk kunnen omhelzen.

Jane, ik weet niet hoe ik jou moet bedanken voor alles wat je voor mij en Timmy hebt gedaan. Het is teveel om op te noemen. Maar het meest be­dank ik je voor dat Ène. De cirkel heeft zich gesloten.

Jeannette, ook jij hebt veel voor Timmy en mij gedaan. Vanaf de eerste dag dat Timmy’s epilepsie zich openbaarde heb jij voor ons klaargestaan. Niets was je teveel. Ik weet dat je het helemaal niet prettig vond om Timmy ‘uit handen te geven’ aan een specialist, maar, hoewel zij echter misschien meer ‘bereikt heeft’ dan wij aanvankelijk verwacht hadden, voor mij is al jouw aandacht en inzet net zo veel waard.
Bovendien heb jij je kostbare tijd ter beschikking gesteld om deze scriptie voor mij door te lezen en te beoordelen. Ook daarvoor mijn dank.

Brian Wallis, jouw inzet tot het verkrijgen van waardevolle informa­tie en het opsporen van de beruchte videoband was onmisbaar. Ik heb veel aan je te danken. Ik hoop dat ik ooit iets terug kan doen.

Als laatste bedank ik het belangrijkste in mijn leven. Timmy, jij hebt me de juiste weg gewezen, jij hebt me laten zien dat het nog lang niet te laat is om mijn droom te verwezenlijken. Jij, die het grootste ‘proefkonijn’ van alle honden bent, hebt nooit geklaagd. Jij bent het die me telkens opnieuw laat zeggen: ‘follow your dream’.
Het uitkomen van mijn droom, dierenarts worden, zal jij waar-schijnlijk nooit meemaken, maar jij zult altijd de belangrijkste re­den zijn waarom ik toch doorging.
Timmy, je bent een hond uit duizenden.


Referenties
Canine Health Concern Video Tape: About vaccines and food, 1998
Chrisman, Cheryl: Problems in small animal neurology. Lea & Ferbiger, 1991
Croft, P.G. The management of epilepsy in dogs, Henston Ltd., 1984
Cunningham, James G. and Farnbach, George C.: Inheritance and Idiop­hatic Canine Epilepsy. Journal of the American Animal Hos­pital Associa­tion, February 1987, pp. 421-424
Davol, P.A.: Vaccines, Infectious Diseases and the Canine Im-mune Sys­tem, 1998
DeLahunta, Alexander, and Habel, Robert Earl: Applied Veterinary Anatomy, 1991
DeLahunta, Alexander: Veterinary Neuro-anatomy and Clinical Neurology, W.B. Saunders, 1983
Duve, Christian de: A guided tour of the living cell, part 1 and 2, W.H, Freeman and Company, NY, 1984
Dyer, Karen R. and Shell, Linda G.: Anticonvulsant Therapy: A practical guide to medical management of epilepsy in pets, July 1993, pp. 647-653
Gross, D.M., Forsthuber, T., Tary-Lehmann, M., Etling, C., Ito, K., Nagy, Z.A., Field, J.A., Steere, A.C., and Huber, B.T. Identification of LFA-1 as a candidate autoantigen in treatment-resistant Lyme arthritis. Science, 281: 703-706, 1998
Grossman, M. Immunization in Medical Immunology, D.P. Stites, A.I. Terr and T.G. Parslow, editors, Appleton and Lange, Stamford, 1997. pp 772-795
Jacobson, R.H., Chang, Y.F., and Shin, S.J. Lyme Disease: labora­tory diagnosis of infected and vaccinated symptomatic dogs. Se­min. Vet. Med. Surg. (Small Anim.), 11: 172-182, 1996
Kornegay, Joe N.: Neurologic Disorders
Kornegay, Joe N. and Lane, Stephen B.: Seizures. Chapter 15 in Textbook of Veterinary Internal Medicine, 3rd. edition
Larsson, Mats: Diagnostic methods in canine hypothyroidism, 1987
McCaw, D.L., Tate, D., Dubovi, E.J. and Johnson, J.C.: Early protec­tion of puppies against canine parvovirus: a comparison of two vaccines. J. Am. Anim. Hosp. Assoc., 33: 244-250, 1997.
McGrath, John T.: Neurologic Examination of the Dog. Lea & Febi­ger, Philadelphia, 1969
Oliver, John E. Jr. and Lorenz, Michael D.: Seizures and Narco­lepsy. Chapter 14 of the Handbook of Veterinary Neurology, 3rd. edition, W.B. Saunders, Philadelphia, PA, 1997
Orth, D.N. and Kovacs, W.J. The adrenal cortex. In: Williams Textbook of Endocrinology. J.D. Wilson, D.W. Foster, H.M. Kronen­berg, and P.R. Larsen, editors, W.B. Saunders Company, Philadel­phia, 1998. pp 517-664
Panitch, H.S., Fishman, P.S. and Bever, C.T. Jr.: Neurological Di­seases in Medical Immunology, D.P. Stites, A.I. Terr, and T.G. Parslow, editors, Appleton and Lange, Stamford, 1997.
Phillips, T.R., Jensen, J.L., Rubino, M.J., et al. Effects of vaccines on the canine immune system. Can. J. Vet. Res., 53:154, 1989
Phillips, T.R. and Schultz, R.D. Canine and feline vaccines in Kirk's Current Veterinary Therapy XI, R.W. Kirk and J.D. Bo­nagura, editors, W.B. Saunders Company, Philadelphia, 1992. pp 202-206
Rentko, V.T. and Ross, L.A. Canine leptospirosis. In: Kirk's Current Veterinary Therapy XI, R.W. Kirk and J.D. Bonagura, editors, W.B. Saunders Company, Philadelphia, 1992. pp 260-263
Valrie, Gerard, and Conarck, Cliff: Identifying the Cause of an Early on­set of Seizures in Puppies with Epileptic Parents. Veteri­nary Medicine, November 1991, pp. 1060-1061
Vandevelde, M. and Cachin, M. The neurolgic form of canine distemper. In: Kirk's Current Veterinary Therapy XI, R.W. Kirk and J.D. Bonagura, editors, W.B. Saunders Company, Philadelphia, 1992. pp 1003-1007

© 2004, Linda Jansma, Almere
 Terug naar “Bibliotheek Medisch”

Barfplaats wordt gesponsord door